Vandaag gaan we de atriale tachycardie nader bekijken. Bij dit ritme is er een focus in het atrium actief, of zelfs meerdere foci, maar het is niet de sinusknoop. Dit zorgt voor atriale depolarisatie vanuit een andere richting, dus een veranderde vector. Dat zorgt voor een afwijkende P-top morfologie.
ECG Kenmerken
Hét criterium om een atriaal ritme te herkennen is dus een P-top met afwijkende morfologie. Het QRS-complex is in principe onveranderd en zal dus smal zijn, tenzij er een pre-existent bundeltakblok was of er sprake is van bijvoorbeeld aberrantie. Het ritme kan uit één focus afkomstig zijn maar ook op meerdere plekken ontstaan. We noemen dit een unifocale en multifocale atriale tachycardie.
Oorzaken
Een atriale tachycardie wordt geassocieerd met onder andere hartfalen, chronisch longlijden en ischemie/infarct, maar ook het gebruik van alcohol en stimulantia zoals caffeïne en amfetaminen kunnen het veroorzaken. Het onderliggende mechanisme kan zowel abnormale automaticiteit als re-entry zijn. Dit type aritmie termineert zichzelf doorgaans vrij snel, maar kan ook langdurig aanwezig zijn. Met name de onderliggende oorzaak is hierbij bepalend.
Unifocale atriale tachycardie
Bij een unifocale atriale tachycardie (AT) ligt de oorsprong van het ritme in één atriaal focus. De locatie vanwaar dat focus vuurt bepaalt de richting van de depolarisatievector en dus ook de morfologie van de P-top. In principe is het ritme op dezelfde manier te herkennen als bijvoorbeeld een sinustachycardie of atriumflutter, echt is de morfologie van de atriale activiteit hetgeen het een atriale tachycardie maakt. Hieronder zie je enkele voorbeelden.
Bij het voorbeeld hierboven zien we een smal-complex tachycardie. De oorsprong is dus niet ventriculair. We zien heel duidelijke P-toppen, echter voldoen ze niet aan de morfologie van het sinusritme. Ze zijn negatief in de onderwands-afleidingen II, III en AvF en positief in afleiding AvR. Dat suggereert dat de depolarisatievector vanuit de onderkant van het atrium naar boven toe loopt.
Dit tweede voorbeeld zit iets complexer in elkaar. Met name de ritmestrook is hier belangrijk. Je ziet onderaan op de ritmestrook namelijk vier duidelijke sinusslagen met een mooie, positieve P-top in afleiding II. Daarna ontstaat er een tachycardie waarbij opvalt dat er bij de eerste slag daarvan een P-top met een andere morfologie en kortere PQ-tijd voor het QRS-complex zit. Dat is dus niet uit de sinusknoop maar uit een ander atriaal focus. Als je naar boven gaat en naar afleiding AvL kijkt zie je daar ook dat er op het moment van de tachycardie een negatieve P-top voor de QRS-complexen komt te zitten. Dat is niet normaal in afleiding AvL en wijst dus ook op een ander atriaal focus dan de sinusknoop. Het restant van de tachycardie gaat te snel om nog duidelijke P-toppen te kunnen herkennen.
Multifocale atriale tachycardie
Bij een multifocale atriale tachycardie (MAT) is de oorsprong van het ritme dus eveneens atriaal, maar dan niet vanuit één plek. Meerdere locaties zijn hier de oorsprong van de impulsen. Dit type tachycardie is sterk geassocieerd met COPD, met name het eindstadium hiervan.
Je ziet bij een multifocale atriale tachycardie dan ook een ritme met meerdere soorten P-toppen. We zien dan verschil in morfologie maar ook verschillen in de PQ-tijden. Ik ga het laten zien met twee voorbeelden, waarbij ik steeds met de blauwe pijlen een aantal P-toppen heb gemarkeerd. Je ziet daar het verschil in morfologie en PQ-tijd heel goed.
Wil je nog wat meer uitleg en wat meer voorbeelden zien? In onderstaande video leg ik alles nog eens rustig uit, mét extra voorbeelden. Veel kijkplezier! Vergeet je ook niet te abonneren op ons YouTube-kanaal. Ook zijn we te volgen op LinkedIn en Instagram!