Je bent ze vast wel eens tegengekomen in het dossier van je patiënt: de lettercodes bij de pacemaker. Deze codes zijn in het leven geroepen om duidelijkheid te scheppen over wat voor pacemaker er is geplaatst en hoe deze is ingesteld. Deze codering wordt wereldwijd gebruikt zodat alle doktoren, pacemakertechnici en verpleegkundigen weten wat voor soort pacemaker er is geplaatst. Maar wat betekenen deze letters nu eigenlijk? Dat gaan we jullie in dit artikel uitleggen.

Geschiedenis

De allereerste lettercodes voor pacemakers stammen al uit 1974 (Parsonnet et al) en bestond uit 3 letters waarmee 9 verschillende pacemakermodi werden aangeduid. In 1987 kwam daarna de North American Society of Pacing and Electrophysiology samen met de British Pacing and Electrophysiology Group, afgekort als NASPE en BPEG, met de ‘generic pacemaker code for antibradyarrhythmia and adaptive-rate pacing and antitachyarrhythmia devices‘. Deze 5-letterige codering, welke je ziet op de bovenste van de onderstaande twee afbeeldingen, is iets anders dan de huidige codering die we kennen en gebruiken. Dat is de gereviseerde codering, die in 2002 werd gepubliceerd door eveneens de NASPE en BPEG. Je ziet deze op de onderste van de twee afbeeldingen hier onder.

Eerste letter

De eerste letter van de lettercodes staat voor de locatie waar de pacemaker zijn impulsen afvuurt, ofwel waar hij pacet. We hebben hier een aantal opties, namelijk nergens (O, none), in het atrium (A, atrium), ventrikel (V, ventricle) of beiden (D, dual). De keuze die hier gemaakt wordt heeft met name te maken met de indicatie voor het plaatsen van het device. Indicaties zijn bijvoorbeeld sick sinus syndroom en een 3e graads AV-blok. Zo zal er bij een ziekte van de sinusknoop maar goed functionerende AV-knoop gekozen worden voor atriale pacing, waar bij 3e graads AV-blok met bijvoorbeeld permanent atriumfibrilleren gekozen wordt voor enkel ventriculaire pacing omdat het dan geen zin heeft om atriaal te pacen. Doorgaans zien we echter wel devices waarbij leads zijn geplaatst voor zowel atriale als ventriculaire pacing.

Tweede letter

De tweede letter staat voor de plek waar de pacemaker senset. Dat wil zeggen, waar de pacemaker kijkt of er elektrische activiteit is. Ook hier hebben we de opties nergens (O, none), atriaal (A), ventriculair (V) of zowel atriaal als ventriculair (D, dual). Hiervoor geldt eigenlijk hetzelfde als bij het pacen: de indicatie bepaalt de keuze. Zo kan er gekozen worden voor zowel atriale als ventriculaire pacing en sensing, in enkel het atrium of ventrikel maar bijvoorbeeld ook sensing in zowel atrium als ventrikel (D) maar enkel pacing in het ventrikel (V). Daarvoor kan worden gekozen bij een gezonde sinusknoop met een probleem in de AV-knoop. Dan past de pacemaker zich aan aan het ritme van de sinusknoop. Dat is dus op dat moment de meest fysiologische optie.

Derde letter

De derde letter staat voor wat de pacemaker doet met wat hij ziet. De opties hier zijn triggering (T), inhibitie (I) en beiden (D). Uiteraard is ook hier weer niets doen (O) een optie. Triggering wil zeggen dat de pacemaker wordt getriggerd om te pacen: bijvoorbeeld wanneer er in het atrium een activiteit wordt gezien maar daarop na een ingestelde tijd nog geen ventriculaire acitiviteit op volgt. De pacemaker zal dan ventriculaire pacen. Inhiberen wil zeggen dat de pacemaker juist niets doet wanneer hij activiteit waarneemt. Bijvoorbeeld bij een ventriculaire extra slag in een pacemakerritme, dan zal de pacemaker atriaal inhiberen. De timer in de pacemaker wordt opnieuw gestart en op de ingestelde tijd (bijvoorbeeld bij ingestelde frequentie van 60/min zal hij pas na 1 seconde weer atriaal gepaced worden.

Vierde letter

De vierde letter van de lettercodes staat voor rate modulation. Dat wil zeggen: is de pacemaker in staat om te reageren op lichamelijke activiteit? Dit kan op basis van ademminuutvolume, spieractiviteit of beweging zijn. De code kan hier een O zijn als dit niet het geval is, bij een R is dit wel het geval.

Vijfde letter

De laatste en vijfde letter van de code staat voor multisite pacing. Dit is vooral van toepassing in het kader van cardiale resynchronisatie therapie (CRT) zoals bijvoorbeeld bij linker bundeltakblok. De codes zijn hier wederom O, A, V en D. Bij een A is er dus atriale multisite pacing: er is dan een extra lead aanwezig in het linker atrium, zodat in beide atria kan worden gepaced. Zo kan dat ook voor beide ventrikels (bi-ventriculaire pacing). Dit kan dus handig zijn in het kader van het juist genoemde bundeltakblok. Wanneer er een LBTB is, zal de linker ventrikel later depolariseren en dus contraheren dan de rechter. Dat is hemodynamisch niet gunstig, waardoor het dus kan helpen om de linker ventrikel op een gewenst moment eerder te depolariseren en laten contraheren. De beide ventrikels kunnen dan tegelijkertijd depolariseren en dat geeft dus hemodynamisch verbetering.

Hieronder zie je een aantal voorbeelden van de meest voorkomende lettercodes.

Afsluiting

Bedankt voor het lezen van dit artikel. Vergeet je niet te abonneren op ons YouTube-kanaal. Ook zijn we te volgen op LinkedIn en Instagram! Verspreid het kanaal ook vooral onder je collega’s en andere geïnteresseerden, dat wordt enorm gewaardeerd!

Categorized in:

Tagged in:

,