We gaan kijken naar de gevolgen van veroudering voor het hart, het ritme en de geleiding. We weten allemaal dat ouder worden problemen met zich meebrengt, maar het is ook belangrijk om te begrijpen waarom deze problemen tot stand komen. Laten we daarmee aan de slag gaan!
Allereerst duiken we in de onderzoeken die gedaan worden en gedaan zijn naar veroudering. Want natuurlijk is onderzoek hiernaar nog volop gaande en zal het ook nooit eindigen. Een voorbeeld is ‘Mechanisms of Arrhythmias and Conduction Disorders in Older Adults‘ van Mirza et al in 2012. In die studie is aangetoond dat het aantal mensen dat last heeft van atriumfibrilleren zo ongeveer verdubbelt per decennium. Bij mensen van 80 jaar en ouder heeft ruim 10% er last van, terwijl dit bij mensen rond de 40 jaar oud nog zo goed als niemand is. Ook het risico op bijvoorbeeld hart-infarcten (‘Aging and cardioprotection‘, Jahangir et al, 2007) en hartfalen (‘Aging-associated cardiovascular changes and their relationship to heart failure‘, Strait et al, 2012) neemt enorm toe bij het toenenemen van de leeftijd.
Framingham Heart Study
Een heel mooi onderzoek op dit gebied is de Framingham Heart Study. Dit is een studie in de Amerikaanse plaats Framingham die al loopt sinds 1948! De studie heeft al talloze belangrijke inzichten opgeleverd op het gebied van de ontwikkeling van hart- en vaatziekten en de effecten van veroudering op het hart en de vaten, maar ook op het gebied van bijvoorbeeld dementie.
Er is gestart met een groep van 5209 deelnemers, tussen de 30 en 62 jaar oud. Deze groep wordt het ‘Original Cohort’ genoemd. In 1971 is het ‘Offspring Cohort’ erbij gestart. Dat waren 5124 deelnemers, allemaal kinderen en partners (met kinderen) van de mensen uit het Original Cohort. In 2002 startte het Generation 3 Cohort, met kinderen van de mensen uit het Offspring Cohort. Deze groep bedraagt 4095 deelnemers. Daarnaast werden in 1994 en 2005 het Omni Cohort 1 en Omni Cohort 2 gestart. Omni Cohort 1 bestaat uit een groep van 506 mensen, allen van niet-Amerikaanse afkomst. Omni Cohort 2 bestaat uit kinderen van de deelnemers uit Omni Cohort 1 en bedraagt 410 deelnemers.
De studie wordt uitgevoerd door het National Heart, Lung, and Blood Institute samen met de Boston University en heeft al meer dan 3000 publicaties opgeleverd! De term ‘risicofactor’ is ontstaan uit de Framingham Heart Study. Andere belangrijke doorbraken uit het project zijn het leggen van de link tussen hart- en vaatziekten en roken, obesitas, te weinig lichaamsbeweging en hoge bloeddruk (jaren 1960). Ook werd vastgesteld dat hoge bloeddruk een verhoogd risico op een stroke geeft (jaren 1970) en dat verhogen van het HDL-cholesterol in het bloed het risico op hart- en vaatziekten juist verlaagd (jaren 1980). In de jaren 1990 is de Framingham Risk Score ontwikkeld: een voorspeller van het 10-jaars risico op het ontstaan van hart- en vaatziekten. In de latere jaren is ook slaapapneu in verband gebracht met hart- en vaatziekten en zijn hart- en vaatziekten weer in verband gebracht met het ontwikkelen van dementie.
Hart en vaten
Ouder worden heeft veel effecten voor met name de vaatwand. Die wordt namelijk stijver: de compliantie en elasticiteit van de vaatwand dalen. Het hart en met name linker ventrikel moeten veel meer krachten leveren waardoor hypertrofie ontstaat en daardoor een minder efficiëntie systole en met name diastole. Er treedt diastolische dysfunctie op, ook wel HFPEF genoemd: heart failure with preserved ejection fraction. De vorm van het hart verandert daarnaast door toename van de dikte van het interventriculaire septum. Dat heeft weer gevolgen voor de wandspanning en contractiliteit van het linker ventrikel. Zie voor een grafische weergave hiervan onderstaande afbeelding.
Ritme en geleiding
Het hartritme vertraagt bij het ouder worden, met name omdat er minder pacemakercellen aanwezig zijn. Deze worden als het ware vervangen voor elastine en collageencellen. De intrinsieke frequentie van de sinusknoop (onder andere) daalt hierdoor. Ook zijn de receptoren waar de sympathicus op werkt minder gevoelig, waardoor de hartslag ook minder kan stijgen wanneer dat nodig is. Dit noemen we chronotrope incompetentie.
De actiepotentiaal verandert op basis van veranderingen in de ionenkanalen waardoor ionen minder efficiënt de cel kunnen instromen en uitstromen. Hierdoor wordt de actiepotentiaal langer. De snelheid waarmee kalium de cel uit stroomt neemt namelijk af, net als de snelheid waarmee calcium de cel instroomt. Ook het uitwisselen van natrium en calcium verloopt trager.
Ook het geleidingssysteem verandert en wordt met name minder goed in het geleiden van impulsen, met name door degeneratie en calcificatie van het systeem. Er treden veranderingen (remodelling) op in de gap junctions. De refractaire periode neemt toe en de geleidingssnelheid neemt dus af. Dit noemen we dromotrope incompetentie.
Het celverlies, hypertrofie en fibrosering van het interstitium zorgen samen voor een heterogene impulsgeleiding. Sommige gebieden kunnen het nog vrij goed, sommige gebieden zijn echt dramatisch verslechterd. Deze veranderingen zijn weer een goede ‘voedingsbodem’ voor het ontstaan van aritmie, met name op het gebied van re-entry. Heterogene impulsgeleiding staat ook wel bekend als anisotropie.
Als laatste nemen ook diverse celprocessen af: de zuurstofvraag van het hart (VO2) neemt toe terwijl er minder energie beschikbaar komt. Er is oxidatieve fosforylering en met toenemen van de leeftijd wordt er door minder goed functioneren van mitochondriën steeds minder ATP beschikbaar voor de cellen. Samen zorgt dit voor een toename van het risico op de eerder genoemde aritmieën maar ook ischemie en infarct, met name tijdens situaties waarin het zuurstofverbruik van het lichaam nóg verder stijgt. Denk dan aan sepsis, koorts en anemie. Allemaal zaken die ouderen nogal eens krijgen!
ECG
Concreet zien we op het ECG vaak een trager ritme zoals een sinusbradycardie en zien we verlenging van de geleidingstijden. Deze kunnen overigens nog wel normaal zijn! Verlenging wil dan enkel zeggen dat het langer is dan het ooit was. Een QRS van 0,70 seconden wordt dan bijvoorbeeld 0,90 seconden. Langer dan het was dus, maar niet langer dan het hoort te zijn. De amplitude van QRS-complex en T-toppen kan afnemen en we zien meer aritmie in de vorm van bijvoorbeeld atriumfibrilleren of ventrikeltachycardie en extrasystolen. De hartas kan draaien naar links door de toename van de massa van het linker ventrikel. We zien een toename van niet-specifieke ST-T veranderingen terwijl er dan niet persé infarct of ischemie hoeft te zijn.
Afsluiting
Al met al verandert er dus heel veel! In onderstaande video wordt alles nog eens rustig uitgelegd. Veel kijkplezier! Vergeet je ook niet te abonneren op ons YouTube-kanaal. Ook zijn we te volgen op LinkedIn en Instagram!