We zien op deze ritmestrook twee soorten complexen: smalle en brede QRS-complexen. We zien voorafgaand aan deze complexen geen duidelijke P-toppen, er is een rommelige basislijn. Dat past bij het atriumfibrilleren waarmee meneer bekend is. We zien bij QRS 3 en 4 een rSR’ morfologie in de onderste strook (afleiding V1) maar geen verbreed QRS. We hebben natuurlijk geen volledig ECG tot onze beschikking, maar dit kan passen bij een incompleet rechter bundeltakblok. Op de bovenste strook zien we daar een qR morfologie, dat kan passen bij een anterior fasciculair blok. Maar nogmaals, we hebben geen volledig ECG dus kunnen het niet 100% beoordelen.

We zien na die twee smalle QRS-complexen een korte pauze, gevolgd door een verbreed QRS dat wordt voorafgegaan door een pacemakerspike. Bij atriumfibrilleren hoort een wisselende R-R interval. Als de pauze te lang wordt, valt bij meneer hier de pacemaker in. Bij meneer is de atriale lead van zijn pacemaker losgeraakt, waardoor er enkel nog een ventriculaire lead is. Effectief heeft meneer nu een VVI-pacemaker.

We zien daarna nog meer complexen met pacemakerspike, tot de laatste twee QRS-complexen op de strook. Dat zijn weer ‘eigen’ complexen van meneer. Meneer heeft dus atriumfibrilleren met lange R-R intervallen waarbij de pacemaker de back-up is. Die valt in wanneer de R-R interval te lang wordt.

De pacemaker pacet weg van de onderwandafleidingen (dat nemen we in ieder geval aan gezien hij weg pacet van afleiding II) weg van afleiding V1, dus weg van de rechterzijde van het hart af. Dat maakt dat we kunnen zeggen dat de lead in de RV apex ligt, een traditionele plaats voor een pacemakerlead.