Het is tijd om te starten met het beoordelen van het ECG! We gaan beginnen met ritme en frequentie. Allereerst kijken we naar een aantal normale ECG’s. Hierbij valt op dat ze er toch allemaal verschillend uit zien. Normaal kan er namelijk op meerdere manieren uit zien. Wanneer het niet voldoet aan criteria van bepaalde afwijkingen, is het dus feitelijk normaal. Dit kan dus een heel scala aan kenmerken zijn.

We gaan snel aan de slag en we nemen er een ECG bij. Dat maakt het wel zo duidelijk. Aan de hand van dit ECG gaan we leren om ritme en frequentie te beoordelen.

Ritme beoordelen

Als we een ritme gaan beoordelen houden we een soort ´mini-stappenplan’ aan. Je kunt het zien als een aantal sub-stappen van stap 1 van het stappenplan ECG beoordelen. We stellen onszelf de volgende vragen:

  • Zijn er P-toppen?
  • Hebben alle P-toppen dezelfde morfologie?
  • Wat is de frequentie van de P-toppen?
  • Volgen de P-toppen elkaar regelmatig op?
  • Worden alle P-toppen gevolgd door QRS-complexen?
  • Is er ectopische activiteit? (Te vroeg vallende, extra slagen).

Laten we dat eens toepassen op ons ECG.

  • Zijn er P-toppen? Ja, die zijn er.
  • Hebben alle P-toppen dezelfde morfologie? Jazeker! Positief in I, II, AvF. Negatief in AvR. Bifasisch in V1.
  • Wat is de frequentie van de P-toppen? Dat gaan we hieronder zometeen uitrekenen.
  • Volgen de P-toppen elkaar regelmatig op? Ook dat gaan we hieronder uitrekenen.
  • Worden alle P-toppen gevolgd door QRS-complexen? Ja, dat worden ze.
  • Is er ectopische activiteit? Nee, zo op het oog niet.

Frequentie en regelmaat beoordelen

We hebben hierboven al een aantal vragen kunnen beantwoorden, alleen de vragen over frequentie en regelmaat nog niet. Dat gaan we nu doen. We weten inmiddels wel dat er P-toppen zijn, die voldoen aan de morfologie van het sinusritme. Op de afbeelding hierboven zijn ze gemarkeerd met groene pijlen. Alle P-toppen hebben dezelfde morfologie en ze worden allemaal gevolgd door QRS-complexen.

Om de frequentie en regelmaat te beoordelen moeten we de afstand meten van de ene P-top naar de volgende P-top: de P-P interval. Dit kunnen we ook doen met de R-R interval maar in principe zal deze hetzelfde zijn als iedere P-top wordt gevolgd door een QRS-complex en er zich geen geleidingsproblemen voordoen.

Op bovenstaand ECG zien we de P-P interval gemeten met de blauwe pijlen en de R-R interval met de rode pijlen. In beide gevallen is deze 780 msec. Als we 60 (seconden, dus 1 minuut) delen door 0,78 (seconden, ofwel 780 msec) krijgen we 77. De hartfrequentie is dus 77 slagen per minuut. Door de P-P interval over het hele ECG te meten kunnen we zien of het ritme regelmatig is, want dan zal de P-P interval overal hetzelfde zijn.

Een andere methode om de hartfrequentie te tellen is het aantal P-toppen of QRS-complexen op de ritmestrook tellen en vervolgens vermenigvuldigen met zes. Een ECG is een registratie van 10 seconden, dus zes keer tien seconden is één minuut. Bijvoorbeeld: 20 QRS-complexen op de ritmestrook maakt een hartfrequentie van 120 slagen per minuut. Deze methode is geschikt voor onregelmatige ritmes zoals atriumfibrilleren, waar de vorige methode (P-P intervallen tellen) dat niet is. Wanneer het ritme onregelmatig is wisselt de P-P interval namelijk steeds, waardoor het ‘niet eerlijk’ is.

De laatste methode die veel wordt gebruik is hokjes tellen. Je zoekt een P-top of R-top die precies op een dikke lijn valt en telt vervolgens het aantal grote hokjes tot de volgende P-top of R-top, afhankelijk van of je de atriale of ventriculaire frequentie wil weten. Je neemt vervolgens het getal 300 en deelt dat door het aantal grote hokjes. Op ons voorbeeld ECG is de afstand van P-top naar P-top of R-top naar R-top bijvoorbeeld net geen 4 hokjes. 300 delen door 4 is 75 slagen per minuut. Dat komt dus overeen met de andere methoden!

Ectopische activiteit

We zoeken als laatste ook nog naar eventuele ectopische activiteit: te vroeg vallende complexen, zogenaamde ‘extra slagen’ of extrasystolen. Deze zijn inhoudelijk belicht in een afzonderlijke video. Ectopische activiteit neem je mee in je conclusie van het ritme, bijvoorbeeld: sinusritme met PAC’s en PVC’s. De PAC’s en PVC’s zijn de ectopische slagen. Meer informatie daarover vind je dus in de bijbehorende video.

Voorbeeld

Laten we nog één keer naar ons voorbeeld kijken en daar ritme en frequentie beoordelen.

  • Zijn er P-toppen? Ja, die zijn er.
  • Hebben alle P-toppen dezelfde morfologie? Jazeker! Positief in I, II, AvF. Negatief in AvR. Bifasisch in V1.
  • Wat is de frequentie van de P-toppen? Ongeveer 78 slagen per minuut.
  • Volgen de P-toppen elkaar regelmatig op? Ja, dat doen ze.
  • Worden alle P-toppen gevolgd door QRS-complexen? Ja, dat worden ze.
  • Is er ectopische activiteit? Nee, die is er niet.

Conclusie: sinusritme 78 slagen per minuut.

En zo hebben we een ritme en frequentie beoordeeld!

Afsluiting

Er is dus best veel te controleren en dat kan verwarrend zijn. Alles wordt daarom nog eens rustig uitgelegd in onderstaande video. Veel kijkplezier en vergeet je niet te abonneren op het YouTube-kanaal! Ook zijn we te volgen via LinkedIn en Instagram!

Categorized in: